Een merel zoekt graag tussen het blad op de grond naar voedsel. Hier vindt hij wormen en andere bodembeestjes. Als hij over het gras hipt, voelen de wormen trillingen. Ze denken dat het regent en kruipen vanzelf boven de grond.
Vroeger was een merel een bosvogel. Nu vind je ze ook veel in tuinen. Hiermee is hij een echte stadsvogel geworden. ’s Ochtends vroeg als het nog donker is zingt hij al zijn helder klinkende lied vanaf een hoog gelegen plek. Vroeger had hij ook een regenlied. Als je dat hoorde wist je zeker dat het ging regenen.